zaterdag 2 mei 2015

De Ontwaakzaal


Om rustig bij te komen uit hun narcose, wordt een ieder die net een operatie heeft ondergaan, eerst een poosje gestald in de Ontwaakkamer.  In de schemer tussen onbewust zijn en bewustwording hoor je eerst de stemmen.  Stemmen die nog nergens thuis horen, maar die al gauw gezichten krijgen, gezichten die ongrijpbaar ver boven je uit torenen. De enige tekst die je hoofd kan verwerken is ‘…nu rust houden….morgen.….’ Lippen bewegen, maar lopen nog niet synchroon met de bijbehorende tekst. De neuroloog steekt z’n duim omhoog. MGL, Mijn Grote Liefde schiet door het beeld. Wat ze zegt, weet ik niet. Het klinkt verzoenend. Iets met kinderen…Flarden tekst en beeld samenvoegend maak ik eruit op dat ik de groeten van de kinderen krijg, die langs zullen komen. Wanneer, dat ontgaat mij. Ze zijn in de buurt, puzzel ik later beeld bij tekst. Op de achtergrond zweeft een derde, bekende stem. ´Hoi Jannetje.´ hoor ik mezelf zeggen, maar of het ook daadwerkelijk uit mijn mond komt, dat is vers 2. Ik zak terug in z´n achteruit, terug naar het niemandsland van de ontwaakkamer. Eten en drinken mag ik niet. Poepen en plassen hoef ik niet. En dus lig ik wezenloos bij te komen van een droom over lange naalden die mijn schedel verdoven, zodat er pijnloos een kubusvormig kader om en in mijn hoofd geschroefd kan worden. Dat pijnloos, dat is exclusief de pijn van de verdoving en van het alles overstemmende geluid van het boren. Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrmmmmm … psjiiiiiiiiiiiiii..ii klinken de betonboor en de black&decker nog na in mijn hoofd. Ik gooi de herrie buiten en laat mijn lichaam terugzakken in een weldadige rust, waar om 19.00 uur een bruut einde aan komt door kakelende stemmen. Het bezoek. Overal om mij heen duikt het op en zet het zich neer. Wat er naast mij gebeurt en wordt gezegd, daar kan ik slechts naar gissen. Wat zich tegenover mij afspeelt, zie ik door smalle oogleden. Een vader troost zijn nog jonge kind, dat in een soort box ligt. De Vlamingen hebben daar natuurlijk weer een ander woord voor: de baby heeft een park. Vader weet niet goed wat hij tegen zijn kind moet zeggen, maar hij straalt liefde uit, dat is tot op dertig meter – mijn territorium – te voelen. Na een kwartier neemt moeder het commando over en zie ik zowaar iets bewegen in de plaats. Wacht maar, denk ik, over een paar jaar wordt er een boxring om je heen gebouwd en zul je moeten vechten voor je bestaan tegen lieden die het minder goed met je voor hebben.
Als een golf die over de afdeling spoelde, zo kwam het bezoek en zo gaat het weer. Daarna stilte, van tijd tot tijd onderbroken door het opblaasgeluid voor de automatische bloeddrukcontrole en het oplopende, doordringende (tuut-tuut-tuut) alarmsignaal van de haperende zuurstoftoevoer via het infuus als ik niet door mijn neus maar door mijn mond inadem en de druppels zuurstof uit mijn neus voel weglopen.
Om tien voor negen in de avond hoor ik een rrrrrrrrrrr-beluid van niet helemaal goed sporende wieltjes. Een tweedelig wit scherm loopt aan de horizon door mijn blikveld, voortgeduwd door een in het groen gestoken verpleegster. Groen houdt in: een bepaalde status ten opzichte van wit. Het zijn namelijk steevast de groenen die de grote broek aanhebben, zoveel is mij in korte tijd al wel duidelijk geworden. Dezelfde madame komt ook weer terug, ditmaal met een bed.
Ik speel met verve mijn voyeursrol. De groene engel zet zich links in beeld neer bij een kaalhoofdige met modieus ringbaartje en snor die oogt als een held van het witte doek uit 2005, om precies te zijn, in V for Vendetta. Deze versie is een stuk zachter, zo zie ik meteen. Geen man voor een vendetta. Waar de nachtzuster trefzeker opereert en met een vaste gedrevenheid en gezwinde pas bedden en wagens met beddengoed voortduwt, schuift V geluidloos door mijn blikveld, alsof hij zich op voorhand verontschuldigt voor storende geluiden. Een groter verschil in temperament is nauwelijks denkbaar.
Ik zak weg en veer op. Zij komt en zij gaat. Kris/kras door mijn hoofd, op het ritme van de opblaasband om mijn rechterarm. Waar blijft mijn bezoek. Om tien uur verlies ik mijn geduld. niet voor het eerst en ook niet voor het laatst. Ik ga een potje zielig doen tegen nightnurse Maddy, de Florence Nightingale van Gent, Dendermonde, Aalst en andere weggelopen dorpen uit de boeken van Louis Paul Boon. Een meestervoyeur ook van het vrouwelijk schoon. Tot mijn verrassing bezwijkt Maddy meteen  onder Parkie´s charme offensief en binnen een half uur staan er zes Hollanders aan het bed, waaronder dokter Van der Linden, zoals hij hier genoemd wordt, een personage dat in James Bond films niet zou misstaan. Doc Vanderlinden.

Zo´n grote delegatie op deze plaats, op deze tijd, na zo´n zware ingreep, dat is een stunt van de bovenste plank. Nog geen 12 uur later sloeg Parkie al terug. Hij is een taaie, zo blijkt eens te meer. Een tegenstander die niet mag worden onderschat. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten